- turn
- n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord〉1 draai ⇒ slag, omwenteling; 〈figuurlijk〉 ommekeer, kentering 〈van getijde〉, wisseling2 bocht ⇒ draai, kromming; 〈bij uitbreiding〉 afslag3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt5 dienst ⇒ daad6 aanleg ⇒ neiging7 〈benaming voor〉korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈in circus, show〉; 〈bij uitbreiding〉 artiest 〈in show〉8 (korte) tijd 〈van deelname, werk〉 ⇒ poos9 slag ⇒ winding 〈in touw e.d.〉10 〈informeel〉schok ⇒ draai, schrik11 〈informeel〉aanval ⇒ vlaag 〈van woede, ziekte〉12 〈economie〉effectentransactie 〈met koop én verkoop〉 ⇒ 〈bij uitbreiding〉 transactie13 〈economie〉verschil tussen koop- en verkoopprijzen♦voorbeelden:1 a few turns of the screwdriver will do • een paar slagen met de schroevendraaier zal genoeg zijnturn of the tide • getijwisseling, kentering 〈ook figuurlijk〉be on the turn • op het keerpunt zijn; omslaan; kerenthe tide is on the turn • het tij keert2 take a turn to the right • rechts afslaan; naar rechts zwenkenthe next right turn • de volgende afslag rechts3 take a turn for the worse • een ongunstige wending nemen4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtout of turn • vóór zijn beurt; niet op zijn beurt; op een ongeschikt momenttalk out of turn • zijn mond voorbij praten; vóór zijn beurt sprekenyour turn • jij bent5 do someone a bad/ill turn • iemand een slechte dienst bewijzen6 have a turn for mathematics • een wiskundeknobbel hebbenbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijn7 take a turn • een blokje om gaan8 take a turn at the wheel • het stuur een tijdje overnemen10 she gave him quite a turn • zij joeg hem f de stuipen op het lijf13 turn of the market • makelaarswinstmarge¶ turn of phrase • formuleringhave a turn of speed • zeer snel kunnen gaan 〈van auto〉at every turn • bij elke stap/gelegenheid, overalon the turn • tegen het zure aan 〈van melk〉; tegen het ranzige aan 〈van boter〉done to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ goodgood/II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 wisseling♦voorbeelden:1 turn of the century • eeuwwisseling————————turn2I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 woelen ⇒ draaien2 zich richten ⇒ zich wenden3 〈benaming voor〉van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈van getijde〉4 draaien 〈van hoofd, maag〉 ⇒ tollen, duizelen5 gisten ⇒ bederven♦voorbeelden:1 toss and turn all night • de hele nacht (liggen) draaien en woelen2 the conversation turned to sex • het gesprek kwam op sekshis thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn away (from) • zich afwenden (van); weggaan (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenturn to someone • zich tot iemand wenden 〈om hulp〉3 the aeroplane turned sharply • het vliegtuig maakte een scherpe bochtthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inthe tide turns • het tij keert 〈ook figuurlijk〉turn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈van iemand〉; een ommekeer maken 〈bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijs4 my head is turning • het duizelt mij¶ turn to • aan het werk gaanturn into • veranderen in, wordenturn on • draaien om, afhangen van; gaan over 〈van gesprek〉the success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn downturn down/, turn inturn in/, turn offturn off/, turn onturn on/, turn outturn out/, turn overturn over/, turn upturn up/II 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉1 (rond)draaien ⇒ (doen) draaien2 〈benaming voor〉omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈kraag〉; omvouwen3 draaien 〈aan draaibank, bij pottenbakkerij e.d.〉 ⇒ 〈figuurlijk〉 vormen, maken4 verzuren ⇒ zuur worden/maken5 verkleuren ⇒ van kleur (doen) veranderen♦voorbeelden:1 this machine turns the wheels • deze machine laat de wielen draaienthe wheels turn fast • de wielen draaien snel2 the car turned • de auto keerdeshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven op3 〈figuurlijk〉 finely turned legs • fraai gevormde benenturn a phrase • iets mooi zeggen4 the milk turned • de melk verzuurdethe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk5 his hair turned • zijn haar veranderde van kleurIII 〈overgankelijk werkwoord〉1 maken ⇒ draaien, beschrijven 〈cirkel enz.〉2 overdenken ⇒ overwegen3 omgaan 〈hoek〉 ⇒ omdraaien, omzeilen 〈kaap〉, omtrekken4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden5 richten ⇒ wenden6 doen worden ⇒ maken7 verdraaien ⇒ verzwikken 〈enkel enz.〉8 misselijk maken9 worden 〈tijd, leeftijd〉 ⇒ 〈bij uitbreiding〉 passeren, geweest zijn10 (weg)sturen ⇒ (weg)zenden11 〈benaming voor〉in bepaalde toestand brengen ⇒ doen, brengen, zetten, laten gaan12 omzetten ⇒ draaien, een omzet hebben van; 〈bij uitbreiding〉 maken 〈winst〉♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijven4 turn the car into the garage • de auto de garage indraaienturn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengen5 turn your attention to the subject • richt je aandacht op het onderwerpturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken6 the sun turned the papers yellow • de zon maakte de kranten geel〈Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlaten8 Chinese food turns my stomach • Chinees eten maakt mijn maag van streek9 Nancy has just turned twenty-one • Nancy is net eenentwintig gewordenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweest10 turn someone adrift • iemand aan zijn lot overlatenturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurd11 turn the dog loose at night • de hond 's avonds loslatenturn someone into the street • iemand op straat zetten12 turn a profit • winst maken¶ 〈scheepvaart〉 turn round • lossen, laden en laten vertrekken→ turn downturn down/, turn inturn in/, turn offturn off/, turn onturn on/, turn outturn out/, turn overturn over/, turn upturn up/IV 〈koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:1 turn traitor • verrader wordenher skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur
English-Dutch dictionary. 2013.